Sophie

Sophie

distrib > Mandriva > 9.1 > ppc > by-pkgid > 4275f27a03145c1dd735c321a30f393b > files > 108

howto-text-nl-9.0-1mdk.noarch.rpm

  De RCS MINI-HOWTO
  Robert Kiesling,
  Vertaald door: Ellen Bokhorst
  v1.4, 14 augustus 1997

  In dit document wordt de basisinstallatie en het gebruik van RCS, het
  GNU Revisie Control System, onder Linux behandeld.  Het gaat ook over
  de installatie van de diff(1) en diff3(1) utility's, welke nodig zijn
  voor het gebruik van RCS.  Dit document mag geheel of gedeeltelijk,
  vrij worden gereproduceerd, op voorwaarde dat elk gebruik van dit
  document conformeert aan de algemene copyrightmelding van de HOWTO-
  serie van het Linux Documentatie Project. Zie het bestand COPYRIGHT
  voor details. Stuur alle klachten, suggesties en eventuele diversen
  naar kiesling@terracom.net, zodat ik dit document zo volledig en
  bijgewerkt mogelijk kan houden.
  ______________________________________________________________________

  Inhoudsopgave


  1. Overzicht van RCS

  2. Systeembenodigdheden

  3. RCS compileren vanuit de broncode

  4. Aanmaken en beheren van archieven

  5. (TT

  6. Revisie historie

  7. RCS gegevens opnemen in werkbestanden

  8. RCS en



  ______________________________________________________________________

  1.  Overzicht van RCS

  RCS, het revision control system, is een suit programma's dat
  wijzigingen in tekstbestanden opspoort en gedeelde toegang tot
  bestanden in werkgroepsituaties beheert. Het wordt in het algemeen
  gebruikt voor het beheren van broncode modules.  Het leent zich ook
  voor het opsporen van revisies van documentbestanden.

  RCS werd geschreven door Walter F. Tichy en Paul Eggert. De laatste
  versie welke naar Linux werd geport is RCS Versie 5.7. Er is ook een
  semi-officieel threaded versie beschikbaar. Veel van de informatie in
  deze HOWTO is afkomstig vanuit de RCS manpages.

  RCS bestaat uit het rcs(1) programma, dat de bestandskenmerken van het
  RCS archief beheert, ci(1) en co(1), die bestanden in en uit RCS
  archieven checken, ident(1), dat in RCS archieven zoekt naar keyword
  identifiers, rcsclean(1), een programma om bestanden op te schonen
  waaraan niet meer wordt gewerkt of die niet zijn gewijzigd.
  rcsdiff(1), waarmee diff(1) wordt uitgevoerd om revisies te
  vergelijken, rcsmerge(1), waarmee RCS branches worden samengevoegd tot
  een enkel werkbestand, en rlog(1), waarmee RCS logmeldingen worden
  afgedrukt.

  Bestanden gearchiveerd door RCS kunnen bestaan uit tekst in ieder
  formaat, of binair als het gebruikte programma diff om gewijzigde
  bestanden te genereren om kan gaan met 8-bit gegevens.  In bestanden
  kunnen optioneel identificatiestrings worden opgenomen als hulp bij
  het opsporen door ident(1).  RCS maakt gebruik van de utility's
  diff(1) en diff3(3) om de gewijzigde bestanden tussen revisies te
  genereren. Een RCS archief bestaat uit de initiële revisie van een
  bestand, welke als versie 1.1 wordt geïdentificeerd en een serie
  gewijzigde bestanden, één voor iedere revisie.  Iedere keer dat een
  bestand vanuit een archief wordt opgehaald (uitgecheckt) met co(1),
  gewijzigd, en weer terug in het archief wordt geplaatst (inchecken)
  met ci(1), wordt het versienummer opgehoogd, naar bijvoorbeeld 1.2,
  1.3, 1.4, enzovoort voor opeenvolgende revisies.

  De archieven zelf staan gewoonlijk in een ./RCS subdirectory, alhoewel
  RCS voor de opslag van het archief andere opties biedt.

  Zie de manual page van rcsintro(1) voor een overzicht van RCS.


  2.  Systeembenodigdheden

  RCS heeft diff(1) en diff3(3) nodig om de context diff-bestanden
  tussen revisies te kunnen genereren.  De suite met diff utility's moet
  op je systeem zijn geïnstalleerd, en wanneer je RCS installeert,
  controleert de software op de aanwezigheid ervan.

  Voorgecompileerde diffutils zijn beschikbaar op:

  ftp://sunsite.unc.edu/pub/Linux/utils/text/diffutils-2.6.bin.ELF.tar.gz


  en mirror sites. Als je diff(1), vanuit de source moet compileren, het
  is te vinden op

  ftp://prep.ai.mit.edu/pub/gnu/diffutils-2.7.tar.gz


  en mirror sites.

  Je moet op je systeem ook de ELF library's hebben geënstalleerd als je
  voorgebouwde binary's wilt installeren. Zie de ELF-HOWTO voor verdere
  details.



  3.  RCS compileren vanuit de broncode

  Haal de broncode distributie van RCS Versie 5.7 op. Het is beschikbaar
  vanaf

  ftp://sunsite.unc.edu/pub/Linux/devel/vc/rcs-5.7.src.tar.gz


  en mirrors. Nadat je het archief in de source-directorystructuur hebt
  uitgepakt, moet je RCS voor je systeem configureren.  Dit kun je doen
  via het configure script in de source-directory, die je als eerste uit
  moet voeren. Hiermee zal een Makefile en een passend conf.sh voor je
  systeem worden gegeneerd.  Je kunt dan intikken:

  make install


  waarmee de binaire bestanden zullen worden aangemaakt.  Op een bepaald
  punt moet je wellicht met su overschakelen naar root zodat de binaire
  bestanden in de juiste directory's kunnen worden geïnstalleerd.



  4.  Aanmaken en beheren van archieven

  Het programma rcs(1) maakt archieven aan en wijzigt daarvan de
  kenmerken.  Een samenvatting van rcs(1) optie is de vinden in de
  rcs(1) manual page.

  De eenvoudigste manier om voor het eerst een archief aan te maken is
  door in de huidige directory een RCS subdirectory aan te maken, en het
  archief vervolgens te initialiseren met de opdracht

  rcs -i naam_werk_bestand


  Hiermee wordt een archief met de naam ./RCS/naam_werk_bestand,v
  aangemaakt en verzocht om een beschrijvende tekstuele melding, maar
  het deponeert geen revisies in het archief. Je kunt stricte archief
  locking respectievelijk in of uitschakelen met de opdrachten

  rcs -L naam_werk_bestand


  en

  rcs -U naam_werk_bestand


  Er zijn nog andere opties voor het beheren van het archief, instellen
  van het formaat, en instellen van revisienummer, welke allen worden
  behandeld in de manual page van rcs(1).



  5.  ci(1)  en co(1) .

  ci(1) en co(1) zijn de opdrachten die worden gebruikt voor het
  respectievelijk in- en uitchecken van bestanden in/uit RCS archieven.
  De opdracht ci(1) kan ook worden gebruikt om een bestand zowel op te
  halen uit een archief als in te checken. In de eenvoudigste vorm
  vragen ci(1) en co(1) als argument alleen om de naam van het
  werkbestand.

  ci naam_werk_bestand


  en

  co naam_werk_bestand


  De opdracht in de vorm

  ci -l naam_werk_bestand


  checkt het bestand in met locking geactiveerd en

  co -l naam_werk_bestand


  wordt automatisch uitgevoerd. Dat wil zeggen dat ci -l het bestand
  weer ophaalt met locking geactiveerd.

  ci -u naam_werk_bestand



  checkt het bestand in het archief, en haalt het weer op met locking
  gedeactiveerd. In alle gevallen, wordt de gebruiker gevraagd om een
  logbericht.

  ci(1) maakt een RCS archief ook aan als deze nog niet bestaat.

  Als je geen revisie opgeeft, hoogt ci(1) het versienummer van de
  laatste revisie in het archief op, en voegt hier het gereviseerde
  werkbestand aan toe.  Als je een revisie specificeert voor een
  bestaande branch, moet deze hoger liggen dan de bestaande
  revisienummers.  ci(1) zal ook een nieuwe branch aanmaken als je een
  revisie van een branch opgeeft die niet voorkomt. Zie de ci(1) en
  co(1) man pages voor details.

  Voor ci(1) en co(1) zijn diverse opties beschikbaar voor niet
  interactief gebruik. Nogmaals, zie de ci(1) en co(1) man pages voor
  details.


  6.  Revisie historie

  Het rlog(1) programma levert informatie over het archiefbestand en
  iedere revisie die daarin is opgeslagen.  Een opdracht als

  rlog naam_werk_bestand


  zal de versiehistorie van het bestand afdrukken, de aanmaakdatum van
  iedere revisie en gebruikers-id's van de auteur en de persoon die een
  lock op het bestand plaatste.  Je kunt archiefkenmerken en
  revisieparameters opgeven die dan kunnen worden bekeken.



  7.  RCS gegevens opnemen in werkbestanden

  co(1) beheert een lijst met sleutelwoorden van de RCS database die
  worden geëxtraheerd wanneer het werkbestand wordt opgehaald.  Het
  sleutelwoord $Id$ in een document zal het extraheren naar een string
  waarin de bestandsnaam, het revisienummer, de datum dat het werd
  opgehaald, de auteur, de revisie status, en een eventuele persoon die
  een lock op het bestand heeft geplaatst, zijn opgenomen.  Het opnemen
  van het sleutelwoord $Log$ zorgt ervoor dat de historie-log van de
  revisie van het document erin wordt opgenomen.

  Deze en andere sleutelwoorden kunnen worden gebruikt als zoekcriteria
  voor het RCS archief. Zie de manpage van ident(1) voor verdere
  details.


  8.  RCS en emacs(1)  Version Control.

  De Version Control faciliteit van emacs(1) werkt als een frontend naar
  RCS. Deze informatie geldt in 't bijzonder voor Versien 19.34 van GNU
  Emacs, die wordt geleverd met de meest gebruikte Linux distributies.
  Wanneer met emacs(1) een bestand wordt gewijzigd dat onder RCS is
  geregistreerd, zal de opdracht vc-toggle-read-only (standaard
  gekoppeld aan C-x C-q) een bestand in emac's Version Control checken,
  en vervolgens in RCS.  Emacs zal een buffer openen waarin je een
  logbericht kunt typen voor opname in de RCS-log. Wanneer je klaar bent
  met het intikken van de logregel typ je C-c C-c om je invoer te
  beëindigen en verder te gaan met het incheck proces.

  Als je strict locking hebt geselecteerd voor het bestand onder RCS,
  moet je weer een lock op het bestand plaatsen om het met emacs(1) te
  kunnen wijzigen. Je kunt het bestand uitchecken voor emac's Version
  Control met de opdracht % in buffer-menu mode.

  Zie voor meer informatie de GNU Emacs Manual en de Emacs info pages.